Toen nam een geest bezit van Amasai, de aanvoerder van de dertig helden, en hij zei:
‘Voor u zijn wij gekomen, David! Wij steunen de zoon van Isaï! Vrede zij met u, en met hen die u steunen, want uw God steunt u.’ Daarop nam David hen in zijn bende op en benoemde hij hen tot bevelhebbers.
Uit de stam Manasse liepen mensen naar David over toen hij met de Filistijnen tegen Saul ten strijde trok. Maar zij hebben de Filistijnen uiteindelijk niet geholpen. Na onderlinge beraadslaging stuurden de Filistijnse stadsvorsten David namelijk weg omdat ze dachten:
Als hij overloopt naar zijn heer, Saul, kost ons dat de kop. Toen David naar Siklag uitweek, waren de volgende Manassieten naar hem overgelopen:
Adnach, Jozabad, Jediaël, Michaël, Jozabad, Elihu en Silletai, bevelhebbers over eenheden van duizend uit Manasse. Zij allen waren dappere krijgslieden en hielpen David bij zijn overvallen op andere benden. Ze werden tot bevelhebbers benoemd. Elke dag opnieuw sloten zich mensen bij David aan om hem te steunen, en zo werd zijn leger geweldig groot.